13 juni 2024
roergebied
Meter Yousra’s tweede favoriete kortverhaal is ‘Schreeuwbek’ van Jutta Callebaut. Ontdek hier wat ze van dit krachtig staaltje proza vindt!
“Een tekst die me deed lachen en tegelijkertijd ontroerde is het kortverhaal ‘Schreeuwbek’ van Jutta Callebaut. De manier waarop Jutta het hoofdpersonage van de kaketoe als kaketoe – zo vrij mogelijk van antropomorfisme – tracht te belichamen is indrukwekkend, en heeft allicht te maken met haar achtergrond in de gedragsbiologie. Tijdens het verhaal wordt de innerlijke leefwereld van de vogel voortdurend gereduceerd (geluiden kunnen er alleen op wijzen dat hij broeds is of hongerig), en dat is exemplarisch voor hoe we met dieren omgaan: doorgaans vanuit een Cartesiaanse superioriteit die het dier misschien wel als lief, schattig, of wijs, maar in wezen niet als ‘kin’ ziet, als ‘more-than-human-other’. Het is alleen in dat soort denken dat mensen vergelijken met dieren beledigend kan zijn.
Het verhaal is doorspekt met hilarische inversies (‘Waarom zou je twee keer hetzelfde zicht willen hebben?’) en prachtige, voor mij bijzonder actuele, filosofische bespiegelingen over vrijheid en gevangenschap: ‘Misschien,’ zei ik tegen de chauffeur, ‘misschien zit ik helemaal niet opgesloten, maar zit jij vast. Want wie bepaalt wat binnen en wat buiten is?’
In essentie gaat het verhaal voor mij daarover: over wie de macht heeft om te benoemen, te categoriseren in – aldus Jutta – de ‘onderverdeling der soorten’, om toe te eigenen, te onderwerpen en te domesticeren”, aldus Yousra.
Fragment uit ‘Schreeuwbek’ van Jutta Callebaut:
Guido had me in een nog kleinere kooi gewrongen en die op de achterbank van een taxi gezet. De taxichauffeur had de veiligheidsgordel om de kooi heen gebonden. We reden door één of ander Parijs’ arrondissement, zelf telde ik ze niet. Parijs was Parijs en straten waren straten en op de grond raakte ik hoe dan ook het noorden kwijt.
De kooi was zo krap dat ik niet eens mijn vleugels kon spreiden, ik had alleen net genoeg ruimte om bij iedere bocht, hobbel of put tegen de tralies geknald te worden. Dat gebeurde zo vaak en ging zo hard dat ik vreesde dat ze een lijk zouden afleveren aan mijn nieuwe assistent. Dan kreeg hij tenminste waar voor zijn ondermaats bod. Ik krijste van het lachen of van angst bij dat idee – ik kon mijn eigen emoties nooit echt uit elkaar houden.
De chauffeur draaide zich om en gaf een klap op mijn kooi. Voor het eerst in mijn vederige bestaan zag ik het voordeel van mijn opsluiting in. Ik kon niet naar buiten, maar de buitenwereld kon mij evenmin raken. Het bracht me op de rand van een geweldige filosofische doorbraak, dat voelde ik, dus wilde ik er dieper op ingaan: ‘Misschien,’ zei ik tegen de chauffeur, ‘misschien zit ik helemaal niet opgesloten, maar zit jij vast. Want wie bepaalt wat binnen en wat buiten is? Je kan denken dat ik in een heel erg kleine kooi zit, maar wat als dit eigenlijk een gigantische kooi is die de hele aardbol omspant, behalve dan deze dertig centimeter?’ Hij zuchtte en keek mij vanuit de achteruitkijkspiegel geërgerd aan. Ik begreep het wel, het moest vervelend zijn als je hele denkwereld zomaar op een gewone werkdag omver werd gegooid. Ik voelde me aangemoedigd: ‘Wat als het jouw diepste wens was om precies in deze dertig centimeter te zitten? Het is niet omdat jij meer beweegruimte hebt dat je per se vrijer bent, wel?’
Het was een mooie theorie waar ik graag langer in had willen geloven, maar de chauffeur remde, gooide het portier open, stapte uit en zei: ‘Nu is het genoeg met dat gekrijs.’ Hij kletterde mij en mijn kooi bruut de kofferbak in waardoor ik de rest van de rit onder mijn etensbakje geklemd zat. Met geen filosofie ter wereld kreeg ik mijn pootje los.
Zo kwam ik bij een nieuwe assistent terecht, een Guido van een heel ander soort slag. Ze heette ook niet Guido, maar Patricia. Ze had lang, geelblond haar en bezat een zin voor overdrijving en dramatiek die me zelden stoorde wanneer ze het over mijn persoonlijkheid had.
‘Ik heb zo lang op je gewacht’ zei ze, toen de taxichauffeur me bij haar afzette. ‘Zo lang gewacht! Lief, klein kaketoeteltje mijn’.
Ik wilde graag zeggen dat het wederzijds was, maar ik wist nog maar anderhalve dag van haar bestaan af.
Ze bezat een gigantisch appartement. In de woonkamer, vlak voor het raam stond ‘le petit château’, zoals Patricia mijn kooi noemde.
Mijn nieuwe luchtruim bedroeg zo’n twee kubieke meter, de laatste keer dat ik zoveel plaats had dateerde van voor de klap. Naast mijn kooi had Patricia een gechromeerde luchtzuiveringsinstallatie opgehangen en een ventilator, zodat ik af en toe de wind door mijn veren kon voelen strijken. Wanneer de woonkamerramen net gewassen waren, ik door twee spijlen heen keek en me een beetje meewerkend opstelde, kon ik best geloven dat ik me in de vrije lucht bevond.
Hoe dan ook had Patricia zich de aankoop van le petit château beter bespaard want ik was ondertussen zo bekwaam geworden in stil blijven staan dat grote ruimtes me alleen maar benauwden. Straks zou ze ook nog eens verwachten dat ik deed alsof ik kon vliegen.
(…)
Wil je de rest van ‘Schreeuwbek’ lezen? Koop dan #46 Het Dier in onze webwinkel of in een van deze boekhandels. Of word abonnee, dan krijg je automatisch #46 Het Dier toegestuurd als welkomstexemplaar! Gun jezelf een literair cadeautje.
Jutta Callebaut (1992) werkte in verschillende internationale dolfinaria. Ze bestudeerde hoe het gedwongen uitvoeren van salto’s in ruil voor diepgevroren schelvis de zelfwaarde van jonge zeeleeuwen aantast. Bìjna behaalde ze haar doctoraat gedragsbiologie, maar een bond van verbolgen zeeleeuwenshow-organisatoren wist de publicatie van haar onderzoek te voorkomen. Ze wendde zich tot de literatuur in de hoop haar resultaten alsnog te openbaren, zij het in dichtvorm. Ze schrijft uitsluitend fictie en boze lezersbrieven.
DIT BERICHT DELEN