13 juni 2022
roergebied
Niet alleen in het papieren nummer, maar ook in onze virtuele achtertuin dragen we chaos hoog in het vaandel. David Jacobowicz stuurde een staaltje meeslepende literatuur in en stelde niet teleur. Laat je meeslepen en lees hieronder zijn volledige tekst, ‘Blues’.
Blues
Ik hou meer van panters dan van katten. Katten doen me te veel aan mensen denken. Blues heeft zelfs haar eigen kamer in dit huis, met speelgoed in zachte kleuren en een juten hangmat. Het interieur is geïnspireerd op haar roomwitte, pluizige vacht en helderblauwe ogen. Vandaag heeft Blues haar speeltjes niet aangeraakt; ze volgt al mijn bewegingen, onderzoekt nog of ik een goede dienstmeid ben of een profiteur.
Als het vijf uur is, vraag ik met een te hoge stem: ‘Lust jij een lekker olijfje?’ Ik moest veel met Blues praten, had Kaya gezegd, dan zouden we snel aan elkaar wennen. Ook moest ik op signalen letten: de staart omhoog is een goed teken, maar in combinatie met een gekromde rug moest ik haar vooral even de ruimte geven. Als haar oogjes tranen is ze gestrest en heeft ze juist behoefte aan fysiek contact. En verder was het voor mij het prettigst om direct in haar ritme mee te gaan.
Een paar dagen geleden had Kaya me een berichtje gestuurd: hoe het nu met me was en of we koffie gingen drinken. In het café vroeg ze of het niet lekker voor me zou zijn om een paar dagen in een echt huis te logeren. ‘Gun jezelf even een andere omgeving, Jet,’ zei ze, ‘met goede koffie, een bad en de rust en ruimte om aan je roman te schrijven.’
Zelf moest ze met Wieger en de kinderen naar een driedaags festival, omdat ze gevraagd was een Ted Talk over levenskunst te houden. Wieger wilde hun huis via Airbnb verhuren, maar Kaya dacht meteen aan mij. En nee, ze hoefden er echt niks voor te hebben. Wel zou het fijn zijn als ik dan een beetje op Blues kon passen, want ze gingen met het oude Volkswagenbusje en Blues was geen kampeerder.
Ze merkte dat ik aarzelde: ‘Hé Soesje, kom op, gun het jezelf. Blues zal je inspireren, de slapende reus in je wakker maken. Als je eenmaal een boek hebt geschreven, kan ik je makkelijker introduceren in het wereldje en kan je eindelijk stoppen met het redigeren van gebruiksaanwijzingen.’
Blues heeft ook een gebruiksaanwijzing. Om te voorkomen dat haar haren zich door het huis verspreiden, dient ze iedere dag zorgvuldig gekamd te worden. Ik moet dan eerst haar halsband afdoen en vooral niet vergeten deze na afloop weer vast te maken. Ook gaat ze er graag samen op uit, naar het kattencafé en een of ander fonteintje onderweg. Ik doe haar dan in haar mandje en laat haar geen moment alleen. Deze laatste aanwijzing zette Kaya kracht bij door te laten vallen dat een Ragdoll een marktwaarde van maar liefst 1500 euro had. En een beauty als Blues al helemaal. Dit los van de emotionele waarde natuurlijk. Ze vertelde over een bekende vlogger wiens Schotse vouwoorkat ontvoerd was en het exorbitante bedrag aan losgeld dat ze van haar geëist hadden. En belangrijk: Blues houdt van slagroom en sushisnoepjes, maar ze mag absoluut geen vlees.
Blues volgt me naar de keuken. Ik open de koelkast, vind de olijven en presenteer ze haar op een bordje. Terwijl zij aan de olijven knabbelt, loop ik langs het kookeiland naar de fotocollage aan de wand in de woonkamer. Kaya met haar diploma, Wieger met zijn diploma, Kaya en Wieger in bruidskleren in een tuin met vuurwerk en tweehonderd gasten. De kinderen: Faas geconcentreerd achter een schaakbord, Tess in een jurkje achter de piano. Wat polaroids van collega’s die het glas heffen. Een hartvormige foto van Kaya en Blues met de neuzen tegen elkaar. Van hartsvriendin Soesje geen spoor.
Na even zoeken vind ik ons in een lijstje achter de fruitschaal op de Hongaarse buffetkast. Allebei een veel te groot racket in de hand en eenzelfde roze zweetband om onze hoofdjes. Ik ging op tennis, dus Kaya ook. Toen ik jaren later Sartre en Camus had gelezen en me voor Wijsbegeerte inschreef, volgde ze me weer. Kaya vond een kamer in Amsterdam en werd actief in de studievereniging, ik bleef thuis wonen en begon steeds meer op te zien tegen de treinreis. Na het eerste semester filosofeerde ik er nog steeds op los, maar vanuit de coffeeshop aan de overkant van het spoor. Mijn moeder dacht al die tijd dat ik in de collegebanken zat, tot de dag dat ze een vreemde geur opmerkte, mijn bureaula opende en de ongeopende boterhamzakjes van de afgelopen maand vond.
Blues ijsbeert door de kamer en maakt een geluid dat lijkt op ‘mmwrap’. Geen idee wat ze van me wil. Huisdieren maken me hulpeloos. Ik had ooit een konijn waar ik erg gesteld op was, maar dat heb ik dood laten vriezen. Ik vraag me af of Kaya dat vergeten is. Of ze vertrouwt er gewoon op dat alles goed komt, zoals een kat ook altijd op zijn pootjes terecht komt. Kaya is een zondagskind, ze weet niet beter.
Na haar cum laude concentreerde Kaya zich op haar carrière en netwerken. Later kwamen daar de kinderen bij. Via Facebook en Instagram bleef ik goed op de hoogte. Zo plaatste ze een triomfantelijk bericht dat Faas, nog maar net zindelijk, al gefascineerd was door het alfabet, waardoor hij na elke drol in de wc-pot keek om te zien wat voor letter hij gedraaid had. Op de dag dat ik het bericht las, had mijn moeder voor het eerst bloed opgehoest, maar dat kon Kaya niet weten. Toen ik haar erover vertelde, vond ze het verdrietig. En ze zei dat het misschien niet helemaal vergelijkbaar was, maar dat het haar altijd hielp om zich te richten op de dingen waar ze wel invloed op had, als er iets tegen zat op haar werk bijvoorbeeld. Dat ik het écht moest laten weten als ze iets voor me kon doen.
Wie ook iets voor me deed, was Loet. Ik ontmoette hem in de coffeeshop, waar hij kantoor hield. Hij gaf geen advies, maar luisterde. En toen ik later geld nodig had, leende hij het me zonder vragen te stellen.
Als ik eindelijk in de slaapkamer op de witte bedsprei plof, kijkt Blues me aan of ik een indringer ben en verlaat ze de kamer. Blijkbaar is ze even vergeten wie haar de hele dag heeft verzorgd. Ik draai me op mijn zij. Ook in deze kamer valt het me op hoe smetteloos alles is. Even later sta ik op, loop naar de inbouwkast en trek wat deuren en lades open, maar zelfs hier is alles gesorteerd, de kleren zijn gestreken, nergens een vlekje.
Ik slaap bijna als Blues de kamer binnenloopt met een dode muis in haar bek en zich demonstratief stilhoudt naast het bed. Afwachtend kijkt ze me aan, haar blauwe ogen nog feller in het schemerdonker. Als ik overeind kom, laat ze de muis verschrikt op het vloerkleed vallen. Ik buig voorover naar Blues en fluister in haar oor: ‘Niet doen hoor, van vlees eten ga je naar dood ruiken en daar houdt je baasje niet van.’ De muis laat ik liggen.
Een lachend wit gebit is het eerste wat ik zie als ik mijn ogen open. Ik moet vannacht naar Wiegers kant van het bed gerold zijn. Als ik Kaya op de middelbare school verteld had dat ze later wakker zou worden naast een man met tijdschriften over tandheelkunde op zijn nachtkastje, hadden we de slappe lach gekregen. Wieger zat twee klassen hoger en de Soesjes vonden hem een saaie lul.
Kaya verzekerde me dat Wieger veranderd was en nu ik erover nadenk: hij maakt er echt iets van. In geuren en kleuren vertelt hij over zijn patiënten, zonder uitzondering interessante figuren. Sinds hij zijn praktijk heeft uitgebreid met cosmetische behandelingen zijn de verhalen er niet minder op geworden. Ik vroeg hem eens of dat geroddel niet strijdig is met de gedragsregels, maar hij zegt dat alleen de behandeling zelf onder het beroepsgeheim valt.
Mijn therapeut zegt dat ook ik me moet blijven ontwikkelen. Dat ik mijn loyaliteiten ter discussie moet durven stellen. En dat ik niet moet vergeten dat ik niet toebehoor aan mijn verleden, maar dat mijn verleden toebehoort aan mij.
Als ik me op mijn andere zij draai, kijkt Blues op me neer. Ze knijpt met haar ogen, haalt haar neus op, duwt me met haar poot richting de rand van het bed. ‘Ook goedemorgen, zonnestraaltje,’ zeg ik. Zonder te knipperen met die helblauwe ogen, haalt ze hautain een wenkbrauw op.
Een rood vlekje op het witte vloerkleed is het enige wat nog van de muis resteert. ‘Jij stoute, kleine panter,’ zeg ik en ik hoop maar dat Blues er geen identiteitsproblematiek aan overhoudt. Aan de andere kant: misschien helpt het haar. Tegen mij zegt Kaya vaak dat ik uit mijn comfortzone moet. ‘Je moet worden wie je bent, Blues, je horizon verbreden.’
Nadat ik haar bak heb gevuld met brokjes en de kraan zacht heb opengezet (Blues drinkt het liefst stromend water), ga ik naar de werkkamer. Ik spreid mijn aantekeningen uit over het tafelblad. In het eerste hoofdstuk wordt Henriëtte, mijn hoofdpersonage, net niet verpletterd door een ondergrondse afvalcontainer die geleegd wordt. Geconfronteerd met haar sterfelijkheid, gaat ze in de rest van het boek op zoek naar de zin van het leven, maar daar stokt de roman.
Het lukt me niet verbanden te leggen, mijn hoofd is vol of dof, of allebei. Mijn therapeut zegt dat ik moet mediteren. Geen idee waarom iedereen daar tegenwoordig zo verwoed mee bezig is. Liever zou ik mezelf een elektrische schok toedienen dan dat ik dertig minuten alleen ben met mijn eigen gedachten.
Ik pak Blues bij haar nekvel en zet haar in haar mand.
‘Oh, wat een cutie!’ zegt een veel te mager meisje als ik met de mand onder mijn arm voor de deur van het kattencafé sta. Ze heeft zich over Blues heen gebogen en maakt kirrende geluidjes. Blues’ staart komt omhoog en ze knippert met haar ogen. Ik wil naar binnen, maar het meisje blokkeert de deur.
‘Kom kijken, een prachtige Ragdoll,’ roept ze naar een groepje aan de andere kant van de straat. ‘Hoe heet ze? Wat is ze zacht. Gebruik je de Furminator?’
‘Ze is niet van mij,’ zeg ik, maar ze hoort me niet.
‘Heeft ze haar definitieve kleur al?’
‘Ze is niet van mij!’ schreeuw ik. Ik draai me om en loop weg.
Ik laat me zakken aan de rand van een gracht. De mand zet ik naast me.
Kaya was de enige die ik over mijn miskraam vertelde. Ze zei dat ze het vreselijk vond, dat ze het me zo gunde. Ik kon geen woord uitbrengen. Na een lange stilte zei ze: ‘Je weet in ieder geval dat je zwanger kunt worden, Soesje.’ En dat het de volgende keer zou lukken met iemand die ik langer dan één nacht kende. Ik zweeg en ze zei dat ik het nu misschien nog niet kon zien, maar dat deze ervaring me sterker zou maken. En dat ik haar áltijd mocht bellen.
Een week later informeerde ze naar mijn posttraumatische groei en herinnerde ze me eraan de babyspullen te verkopen. Had ik maar bij haar aangeklopt, zei ze, in plaats van schulden te maken bij die woekeraar uit de coffeeshop. Ik had de Bugaboo zo kunnen hebben.
Daarna vroeg ze of ik al toe was aan een nieuwtje, iets om me op te vrolijken. En dat als ik er geen zin in had, ik dat eerlijk moest zeggen. Kaya vertelde dat zij en haar gezin een verantwoordelijkheid voelden hun geluk te delen en besloten hadden naar het asiel te gaan om een kitten een kans op een beter leven te geven. Uiteindelijk gingen ze niet naar het asiel, omdat – ‘echt zo toevallig’ – een collega een foto van een mandje Ragdollkittens op Instagram plaatste en ze toen toch graag een kat zonder rugzakje wilden. Tess had haar direct Blauwtje genoemd, maar ze had twee ogen, dus werd het Blues.
Het is niet netjes om de post te lezen als je ergens te gast bent. Maar we hadden er volgens mij niets over afgesproken en de kaart die op de deurmat ligt, valt op. Op de voorkant een mollige poes en een vrouw in een felroze sweater waar Catsitters op staat, op de achterkant een kortingscode als goedmaker voor de last minute cancellation.
Blues springt uit de mand en verdwijnt in haar kamer. In de woonkamer valt het me nu pas op dat ook de boeken op kleur gesorteerd zijn. Zelf heeft Kaya twee boeken geschreven. Het eerste tijdens haar zwangerschapsverlof, het tweede in de avonduren. Dat laatste boek gaat over omgaan met tegenslag. Wieger stimuleert haar om er een podcastserie van te maken, maar ik vind het een slecht boek. Kaya kent helemaal geen tegenslag en dat vind je erin terug. Wat eigen ervaring zou haar boeken authentieker maken. Soms gun ik haar dat. Een klein beetje tegenspoed, niet te veel, maar precies voldoende om er sterker van te worden. Ik denk dat het ons ook weer dichter bij elkaar zou kunnen brengen.
Er trilt iets in mijn zak: twee gemiste oproepen. Loet wil weten waar zijn poen blijft. De andere oproep is van Kaya en ik bel haar terug.
‘Gaat het een beetje soepeltjes, Jet?’
‘Ja, ik denk dat we wel een klik hebben.’
‘Ik wist het, ik wist het!’
‘Hoe is het festival?’
‘Good vibes only! En bij jullie? Hoe vond je het kattencafé? Briljant, toch?’
‘Ja, geweldig.’
‘Jullie zijn niet lang gebleven.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Track Your Cat. In haar halsband zit een GPS-tracker. Oh Soesje, het is echt allemaal nieuw voor je, hè? Gaat het wel goed met Blues? En met jou? Houdt Blues je niet te veel van je werk?’
‘Nee, ze is echt heel zoet.’
‘Ja, hè? Geniet je? Heb je Blues al in je armen genomen? Je kunt haar heerlijk wiegen, dan laat ze zich ontspannen hangen.’
Blues springt naast me op de bank. ‘En jij, mis je Blues niet te veel?’
‘Jawel, vreselijk! Ja, dat is wel een beetje een dingetje.’
‘Maar weet je, Soesje,’ zeg ik, ‘op zo’n moment besef je wel wat belangrijk voor je is.’
Ik aai Blues over haar witte vacht, maak haar halsbandje los. ‘Amor fati, Blues,’ fluister ik. Haar ogen tranen. Dan bel ik Loet.
‘Heb je pen en papier om een adres te noteren? Ik heb je 1500 euro.’
Ik droomde vannacht over Henriëtte. Ze weet eindelijk wat ze wil. Als een Robin Hood trekt ze ten strijde om het ongeluk eerlijker onder de mensen te verdelen. Ik stap uit bad en met het schuim nog op mijn voeten loop ik naar de werkkamer.
Als het begint te schemeren, is het tijd voor mijn wandeling. Voor de favoriete fontein van Blues blijf ik een paar minuten staan, daarna loop ik verder naar het kattencafé en eraan voorbij. Bij de gracht haal ik de halsband uit mijn zak. Na de plons wacht ik nog even, dan bel ik Kaya.
‘Schrik niet, Soesje.’
David (1980) is student aan de Schrijversvakschool in Amsterdam.
Reacties: jacobowiczdavid@gmail.com
DIT BERICHT DELEN