18 juni 2024
roergebied
Tijd voor de laatste peetouderkeuze! Meter Astrid Haerens kiest als tweede favoriete tekst het kortverhaal ‘Dode dingen’ van Hannah Roels.
“Hannah Roels schreef een verhaal waar bij het herlezen steeds meer te ontdekken valt. Heerlijk om op slechts enkele bladzijden in een heel universum te worden getrokken, een trillend universum dat mijn honger stilt. Roels zinnen zijn even beenhard als het bospad, maar af en toe zet de auteur secuur een niet minder dan zinderend beeld neer: seks met de smaak van ansjovispizza’s, ‘friste ligt als armen rond de chalet’, ‘de spieren van beukenstammen’. Het verhaal zit vol contrasten: een vrouw als moeder versus een geil seksueel wezen, een verlangen naar isolatie versus één naar verbinding, kinderlijke onschuld versus de gruwel tussen dieren. Tussen de regels door wasemt een gruwelijke zwaarte, maar als lezer kan je blijven ademen, hoewel de lucht steeds minder zuurstofrijk wordt en de tekst me zowel opgewonden als met een verloren gevoel achterlaat.”
Fragment uit ‘Dode Dingen’ van Hannah Roels:
Kort na het ongeluk. Ze sluipt op haar kousen de trap af. De mussen maken al kabaal. Ze klimt bij me in bed, steenkoude knietjes tegen mijn buik, brengt haar gezicht heel dicht bij dat van mij.
‘Mama.’
Er dendert een auto over de kasseien.
‘Wij zijn nu getrouwd,’ kondigt ze aan en ik ruik haar speeksel.
Ik draag haar als een pakketje naar de badkamer, til haar naar de kraan om deze open te zetten en vraag; ‘Ben jij dan de man of de vrouw?’
Maar nu zijn we meer dan een jaar verder en begin ik er genoeg van te krijgen. Van het vastklampen. De vanzelfsprekendheid waarmee kinderen tegen je aankruipen, het zoontje van de poetshulp waarmee ze optrekt en dat ook al zo huilerig is. Ik heb meer dan ooit behoefte aan rust en ruimte.
~
Mijn schoonzus belt en vraagt of ik morgen op mijn nichtje en haar vriendje kan passen. Ik schiet in de lach en zeg: ‘Als je ze tot hier brengt.’ Waarop ze antwoordt: ‘Prachtig, we zijn er voor de middag.’ Ik kijk uit het raam boven mijn werktafel. Gaat Diane drie uur in de auto zitten om de kinderen hier even af te zetten? Ik ken die toon, er ontsnapt iets aan haar controle.
De friste ligt als armen rond de chalet. Ik rits mijn jas dicht en loop tot aan de bosrand. Dat smoezelige bruingroen, de tergend langzame overgang naar de lente. Het is lang geleden dat ik verder dan het dorp gewandeld ben. De velden liggen er braak bij en zo voel ik me zelf ook, stilgevallen en onbekwaam.
~
Zijn chalet, vreselijk. De opgesloten geur, prullaria, accordeondeuren en veters tikkend op het laminaat. Ik wil zo snel mogelijk naar buiten.
~
(…)
~
We horen nog even de snelweg in de verte. Daarna onze stappen op het beenharde bospad, trillende insecten, een opvliegende vogel. Varens wiegend op handhoogte. De lichtstralen door het bladerdak als striemen, glinsterende vlekken, als een uitdrukking die over een gezicht glijdt. Mijn ochtendhumeur klaart volledig op, ik begin me goed te voelen bij deze kinderen, hoe ze hun voetjes tussen de boomwortels zetten en rondkijken. Langzaam verzamelt zich warmte in de lucht, dit wordt de eerste middag zonder jas. Het mos is nog bleek en kort, als een afgesleten tapijt, zon over de spieren van de beukenstammen. Vandaag heeft de wereld duidelijke contouren, een dag zo compact dat ze een schaduw kan leggen over het pad.
~
Tegelijk moet ik toegeven dat haar nieuwe houding me bevalt. De middagen op het platteland lijken haar minder kleinzielig te maken. Ze hangt niet meer zo aan me.
~
We wandelen nog geen uur en de bouvier heeft al een wild konijn te grazen. Het spartelt. Het schreeuwt vreemd ijl. We rennen. De hond geeft het konijn zonder problemen af, maar blijft rond ons jakkeren en trillen. De vacht van het konijn is goudbruin en glanzend tussen mijn vingers, ik vraag me af wat zijn opengesperde ogen zien. Het achterlijf is in een vreemde hoek gedraaid. De kinderen aaien zijn oren, ze proberen zijn worstelende lichaam te kalmeren, een veelheid van handjes rond me heen.
‘Ik ga hem zo snel mogelijk dood maken zodat hij geen pijn meer heeft,’ kondig ik aan. Onmiddellijk, zonder iets te zeggen, zetten ze een stap naar achter.
Ik tast naar mijn opinel en zet het lemmet vast. Hoewel ik het mes pas heb geslepen, is het moeilijk om door de wervels te raken. Het konijnenlijf geeft een laatste spartel, als een flappende hand, en hangt zacht naar beneden in mijn arm.
‘Je kunt de nek ook breken, maar ik ben bang dat ze dan niet meteen doodgaan.’
We stoppen de kop en het lijf in de plastiek zak waar onze boterhammen in zaten. Ik toon me zelfverzekerd, omdat ik bang ben voor hun emoties, maar het is de eerste keer dat ik dit doe.
(…)
Wil je de rest van ‘Dode dingen’ lezen? Koop dan #46 Het Dier in onze webwinkel of in een van deze boekhandels. Of word abonnee, dan krijg je automatisch #46 Het Dier toegestuurd als welkomstexemplaar! Geef jezelf eens een literair cadeautje.
Hannah Roels studeerde Romaanse talen en literatuurwetenschap. Ze gaf een paar jaar Frans aan migranten in Brussel en volgde het schrijfatelier van Els Moors. In 2017 verscheen haar debuutroman Het portret bij Prometheus. Ze werd geselecteerd voor Cela Europe in 2019. Haar korte verhalen worden gepubliceerd in De Gids en DW B. Op dit moment werkt ze aan een nieuwe roman.
DIT BERICHT DELEN