14 april 2020
roergebied

Image

‘Vilvoorde’, ‘Tanken’ en ‘Dispatch’ – Tijl Nuyts

Vilvoorde

Aan het begin van de twintigste eeuw
veroorzaken paarden zoveel vervuiling met hun uitwerpselen
dat auto’s als groen alternatief worden beschouwd.

Op zondag 6 september 1536 wordt William Tyndale
op beschuldiging van ketterij terechtgesteld in Vilvoorde.

Eerst wordt hij gewurgd, daarna verbrand.

Onder een knipperend peertje in een lege veranda
met zicht op viaduct en autoassemblagefabriek
nuttigt William Tyndale zijn galgenmaal: een opwarmkip
uit een supermarkt met democratische prijzen.
William Tyndale voelt zich helder, high bijna,
denkt niet aan vertaalde Bijbelverzen maar surft
naar een website met opzienbarende weetjes
over auto’s die je nog niet (allemaal) kende. 

Wanneer William Tyndale langs de schreeuwers
naar het pleintje wordt begeleid, de lange weg
naar de galg met opgeheven hoofd aflegt,
de harige strop zijn hals streelt, de grond weg-
valt en hij omhoog kijkt naar een eenzame valk
aan de hemel, naar het viaduct, de vrachtwagens, Engeland,
denkt hij maar aan één ding:

bij een snelheid van 95 kilometer per uur
duurt het minder dan zes maanden
om met een auto de maan te bereiken


Tanken

Niets is saai als je er lang genoeg naar kijkt.
Ook een tankstation langs de Brusselse ring niet.

We bidden tot God om een parkeerplaats.
Als Hij ons gebed niet verhoort, mogen wij dubbel parkeren;
zo staat het te boek.

Mijn reisgenoten passen op de deelauto,
ik schuif aan in de lange rij naar de kassa.
Voor me staan Michaël, Gabriël, Uriël, Raphaël, Metatron, Sandalfon
en andere politieke pyromanen. Ze kopen elk een tros
bloedbananen en vragen een BTW-bonnetje.

Een trucker zegt: ‘Wat mij betreft is mijn koers existentieel.’
Een buschauffeur zegt: ‘Heilig is het nieuwe hip.’
Een Formule 1-piloot vraagt: ‘Hoe vaak kan je een triceratops melken?’
Ondertussen tuur ik naar m’n telefoon als naar een kijkdoos
waarin blauwe oorlogsduiven oplichten.

Ik tweet, hoop op een retweet
maar krijg er geen. Als troost koop ik een meteoriet
die mijn reisgenoten op de parking openhakken
(hun vleugels zijn scherp als vlindermessen).
Samen slurpen we ruimtesuiker uit de heilige steen.

Daarna gaan we tanken.
Urenlang hangt onze auto aan de subsidieslurf.
Wij lachen ondertussen met de boze gezichten
die bepaalde bumpers nu eenmaal hebben.

Terwijl onze auto drinkt en drinkt
slaan we een kaart open op de motorkap
en dromen van een eindbestemming.

Met mijn voeten ben ik er ooit geweest
maar of ik er ook met mijn ziel
ben geweest, weet ik niet.  


Dispatch

Spreek me nooit nie tegen
of ik plooi u ‘lijk een Brompton
Zwangere Guy

                                                                                                                            
Vandaag de dag verhandelen profeten
geen verdovende middelen meer.

Ze komen je in je oor zeggen waar het op staat.

Profeten verplaatsen zich veelal op zoemende wielen.
Hun adem is jachtig als die van jonge hemellichamen.
Ze dragen slobberjassen en een koelbox
vol voorverpakte vormen op hun rug. Elke maand
worden duizend nieuwe profeten geboren.

Profeten zijn schijnzelfstandigen. 
Ze opereren zowel in het zachte avondlicht als in het zwart
van nachtlandschappen. In de schemerzone
steken ze lantaarns aan, krommen
hun rug, raken de trappers kwijt  
en roepen in de wind.

Profeten brengen je waar je nood aan hebt.
Vraag en aanbod. Voor hen ontsluit je de voordeur
met een open glimlach. Dertig seconden lang
kijk je hen in de hoopvolle ogen. Je ontvangt het pakket.
Dan stuur je hen terug de nacht in.

Wanneer de profeet in kwestie
drie woonblokken van je is verwijderd
en de levering zinderend op de keukentafel rust,
staat alles in een ander licht.  

Naast (eind)redacteur poëzie van Kluger Hans, is Tijl ook dichter en essayist. Zijn debuutbundel ‘Anagrammen van een blote keizer‘ verscheen bij Polis en werd in 2017 genomineerd voor de C. Buddingh’-Prijs. Hij werkt momenteel aan een tweede bundel, die dit najaar zal verschijnen. We zijn alvast benieuwd.


DIT BERICHT DELEN