14 januari 2025
roergebied

Image

‘Ik snel elders’ – Ravi Rosoux

In onze virtuele achtertuin confabuleren we graag nog even verder. Dat doen we vandaag samen met Ravi Rosoux. Lees hier zijn tekst ‘Ik snel elders’.


‘Ik snel elders’

Ze zal me al lang zijn vergeten. Ze zal oud zijn geworden op een manier die ik niet had verwacht. Iets met haar ogen, die altijd zo katachtig waren, en nu misplaatst strijd zullen leveren tegen de kraaienpootjes en pigmentvlekken van haar bejaarde gezicht.

Ze zal niet meer dezelfde zijn sinds die knieoperatie, daarbovenop zal ze ook duizendmaal teleurgesteld geweest zijn door de liefde, wat zijn tol eist. Mij zal ze zich niet meer herinneren, ik zal hooguit een symbolische waarde hebben binnen die teleurstelling, een hoofd in een totempaal gewijd aan een voor mij vreemde god.

J., de enige herinnering waarvan ik zou willen dat we ze nog deelden is er een die we amper samen beleefden:

We waren jong en al reeds uitgeblust. In een reisbus richting Rome – al zes uur onderweg en in het midden van de nacht – waren we gescheiden door een gangpad omdat de bus overvol was en we de moeite niet hadden gedaan om zitplaatsen te reserveren. Jij had de slaap al gevonden, leunde licht tegen de schouder van de knappe Italiaanse man naast je. Ik keek naar buiten, voelde me wat wagenziek, vond rust in de lijnen van licht die de koplampen van tegenliggers met zich meesleepten. Om de zoveel tijd keek ik naar je en naar hoe juist en liefdevol je wang op de schouder van de Italiaan lag. Ik dacht aan al die liefkozingen, die beloftes die we aan elkaar hadden gemaakt: ‘Je bent de mooiste, de allermooiste op aarde … en je bent de enige, altijd al geweest. De anderen waren voorgangers, dat waren ze toen al, spelingen van het lot en de volgende bestaat niet, behalve dan in vormen die jij nog gaat worden. We worden samen oud.’

Tussen het zien van de passerende koplampen en jou, ontstond er een gedachte. Ik had eender wie kunnen zijn en jij evengoed. Er zijn meer versies van mij, binnen de ontelbare wegen die het leven in zich waarborgt, die jou nooit ontmoet zouden hebben, die jou dus nooit zouden missen, nooit zouden kwetsen, nooit zouden liefhebben. De bus stopte bij een tankstation. ‘Quindici minuti,’ zei de buschauffeur. Jij en je Italiaanse buur sliepen nog. Ik stapte uit, stak een sigaret op en deed een paar rekoefeningen langs de kant van de baan. Ik heb een zwak voor tankstations, deze oerlelijke nederzettingen bedoeld voor kortstondigheid. De slaperige kassamedewerksters achter het gekraste plexiglas, als prinsessen gevangen in hoge torens van verveling. De benadrukte ongezelligheid die je het recht geeft om je ongeremd pessimistisch en neerslachtig te voelen stemde me gelukkig. Ik twijfelde om een broodje met dit of dat, misschien een drankje, ik maakte me ervan af met een pakje kauwgom: Wild Cherry. De smaak ervan vermengde zich met de rook van mijn sigaret. Hoeveel minuten van de quindici minuti zouden al verstreken zijn? De bus was er nog, verderop schuin geparkeerd op de lege parking, maar ik zag de buschauffeur niet meer.

Ik had me moeten haasten, maar bleef staan.

De motor startte op, ik zette me neer op de stoeprand.

Ik had eender wie kunnen zijn en jij evengoed.

De bus vertrok, maakte een grote bocht richting de afrit.

Het was niet dat ik niet meer van je hield, ik zat mee met je op de bus, je rustte op mijn Italiaanse schouder, en ik zat hier voor het tankstation. Het enige verschil was dat ik-hier kers proefde en ik-daar niet.

Ik keek naar auto’s die aan hoge snelheid passeerden. Ze waren makkelijk te volgen bij het naderen vanuit de verte. Eenmaal voor me leek het of ze een ogenblik lang verdwenen – elders snelden – waarna ze weer verschenen, zich van mij losmaakten; navolgbaar richting de andere verte. Ze werden bestuurd maar ik kon niet zien door wie. Misschien werden ze niet bestuurd, wist ik veel.

De bus stopte bruusk voor de afrit, even gebeurde er niets, en dan hoorde ik mijn naam, je stormde gejaagd uit de bus, druk gebarend naar de chauffeur en begon te rennen naar het tankstation. Ik doofde mijn sigaret en begon – voor je me in het oog had – ook te rennen; richting jou.

De rest van de reis lachten we er samen over. Een vermeende foute interpretatie van het Italiaans, of te lang zitten twijfelen over welk walgelijk broodje ik zou hebben genomen. Wat een dommigheid, een afgewende catastrofe. Daar moederziel alleen bij dat tankstation, stel je voor, en daarna: ‘Jij bent de allermooiste … de allerenige.’ Maar ik proefde kers, kauwde in de Romeinse hitte de hele dag door wild cherry.

J., je zal een heel leven achter de rug hebben gehad. Eén waar ik geen deel van zal hebben uitgemaakt. Deze herinnering zal in rook zijn opgegaan, een jeugdperikel, een naam die net geen belletje doet rinkelen. Je zal dit nooit geweten hebben – maar weet dat ik dit ook voor jou schrijf. Dat ik met de vergetelheid in het vooruitzicht dichter dan ooit tijdens ons samenzijn bij je sta. Want ik had eender wie kunnen zijn en jij evengoed, er zijn meer versies van jou en mij die elkaar nooit zouden hebben ontmoet, en al die versies zullen naast jou staan, je oude pezige hand vasthouden en wachten tot ook jij er niet meer bent. Ik niet, want ik zit nog steeds aan het tankstation met de verveelde prinsessen. Ik snel elders, de lichtstrepen, de smaak van kers, richting de andere verte. De bus is vertrokken.

Je zal de allermooiste zijn geweest … de allerenige … in vormen die jij nog zal worden.

Visgraten.

Tjirpende fruitboom (vechtende insecten).

Evenwijdige lichtstrepen op de carrosserie van een afgedankte auto.


Ravi Rosoux.

Ravi Rosoux (2001) schrijft. Het liefst in het wilde weg. Geen conventies, alles ondergeschikt aan de richtingloosheid. Hij is gepubliceerd in Kluger Hans, Katern, stond op de shortlist van VloedSchrijft, heeft een maakresidentie gevolgd op KONVOOI en resideert bij het Watlab in de Blikfabriek. Momenteel werkt hij aan zijn debuutroman, aan de dingen die hem daarvan afleiden en er terug naartoe brengen.


DIT BERICHT DELEN